Schilderen als Anti-Suicide Gear

 

 

Eind 2006 bezoek ik voor het eerst in tijden weer het atelier van Barbara Wijnveld (Arnhem, 1972). Haar nieuwe atelier wel te verstaan, want na wat omzwervingen, zit ze nu in een fantastisch atelier in het Quarantaine gebouw in Zeeburg. Een schitterend lichte pijpenla met ramen aan de lange zijde. Dit biedt goed de ruimte aan de uiteenlopende formaten waarop zij werkt: grote doeken en kleine paneeltjes. Inmiddels is het 7 jaren geleden dat zij afstudeerde aan De Ateliers. Sinds die tijd heeft ze niet stil gezeten en treedt ze regelmatig met haar werk naar buiten. Een aantal recente hoogtepunten waren: het ontvangen van een Koninklijk Prijs voor de Schilderkunst uit handen van koningin Beatrix in 2004 voor haar grote portretten die aldus de jury ‘een ode vormen aan de mogelijkheden van de schilderkunst’. Verder haar voordracht voor de Prix de Rome 2005, waar zij samen met negen anderen was geselecteerd voor de longlist. En tot slot een aantal recente solopresentaties op kunstbeurzen als Art Rotterdam en de Art Amsterdam voor kunstruimte Wagemans. Aanleiding genoeg voor een kennismaking met het werk van Wijnveld.

 

Ze laat mij in haar studio haar oudere en meer recente werk zien, een doek met een raadselachtige titel: Anti Suicide Gear. Een groot wit doek met daarop een kleurrijk monsterachtig gezicht; een gezicht met vier ogen die verschillende richtingen op kijken, vier wenkbrauwen op een gedeeld voorhoofd, twee monden en zo meer. Toch is het geen angstaanjagend of onaangenaam beeld. Het zijn herkenbare, menselijke vormen: twee portretten van vrouwen die – laag over laag – samengebracht worden in één compositie op het doek. Het is onduidelijk waar de een begint en de ander eindigt. Een kluwen van vormen, lijnen, druipers en spetters van kleur of glanzende transparante lak. Op basis van deze omschrijving zou men kunnen denken dat het een wild rommeltje is op dit doek, maar dat is niet het geval. De schilderkunstige elementen worden zo gebruikt, zo ingezet dat er een uitgebalanceerde compositie ontstaat. Deze balans is niet braaf of voelt niet doodgeslagen maar is juist spannend en prikkelend. Wat een bezieling spreekt er uit dit doek!

 

Als je goed kijkt zie je dat de compositie doeltreffend met potlood op het doek is gezet. Als de lijntekening van een kleurplaat. Deze lijnen worden niet nader gemarkeerd of ‘ingekleurd’ en ze zijn zeker niet bindend. Het zijn slechts richtlijnen van waaruit het werk in kleurvlakken wordt opgebouwd. Laag over laag, kleur op kleur en vlak op vlak; er is altijd sprake van overlappingen. Het effect is nooit rigide. Niet overal op het doek wordt de compositie even ver uitgewerkt, delen blijven zelfs enkel als potloodstreep op doek staan. Bepaalde delen in de compositie zijn haast abstract – een enkel vlak of een enkele streep. Weer andere delen zijn figuratief, ver uitgewerkt en van een laag lak voorzien.

Ten behoeve van haar doeken maakt ze studies waarin zij met zwarte verf, stift of inkt, buitengewoon stellig elkaar overlappende figuren op een vel wit papier zet. Zij baseert zich voor haar composities op zelfgenomen foto’s van objecten, van zichzelf en plaatjes van bekende sterren uit de bladen. Zij schuwt in deze ‘schetsten’ het experiment niet. De tekeningen tonen een puur lijnenspel dat herkenbare vormen of juist totale chaos tot resultaat heeft. In deze tekeningen gebruikt ze nauwelijks kleur, wel wordt er in de vellen geknipt, worden ze beplakt met glitters, of voorzien van een laag parelmoer. Je zou kunnen zeggen dat enkel die composities waarin de spanning in het lijnenspel en de grens tussen herkenbaarheid en chaos in balans zijn, op het doek, en in kleur, worden uitgewerkt.

 

De manier waarop ze te werk gaat, is duidelijk af te lezen uit de gelaagdheid in de compositie. In gedachten kan je het schilderij ‘afpellen’ en ‘ontleden’ in verschillende lagen. De manier waarop zij kleuren gebruikt, is typerend voor haar werk. Zij schildert met een palet van primaire kleuren, zwart en wit in acrylverf die zij aanlengt met water. In plaats van kleuren op haar pallet te mengen, ‘mengt’ zij deze op het doek. Niet letterlijk, maar door lagen kleuren over elkaar aan te brengen. Hoewel in de geschiedenis van de schilderkunst, onderlagen in complementaire of juist contrasterende kleuren werden aangebracht om bepaalde effecten te vergroten in de stofuitdrukking lijkt de gelaagdheid die Wijnveld hier hanteert meer weg te hebben van de toepassing van kleur in grafische technieken. Zoals een druksel verschillende drukgangen heeft – zwart, wit, cyaan, magenta en geel – kennen haar doeken bijzonder veel schildergangen. Kleur over kleur wordt aangebracht, waardoor Wijnveld de enorme intensiteit in haar kleuren bereikt die juist de traditie van de schilderkunst kenmerkt.

 

Bovenal spreekt een absolute beheersing van het medium uit haar doeken. De manier waarop zij een schilderij benadert, is doeltreffend en biedt slechts in beperkte mate ruimte voor toeval. Overschilderen is in haar typische gebruik van over elkaar geplaatste transparante kleurvlakken geen optie. Zij weet dus hoe de verf werkt: hoe een druppel ‘loopt’ en waar die stopt of samenkomt in een ander kleurvlak, wat het effect is van de toevoeging van een nieuwe laag. Haar werkwijze leent zich – in principe – voor het ‘oneindige’ toevoegen van lagen. Die beheersing van het medium blijkt dan ook uit het feit dat een schilderij op een gegeven moment voltooid is. Want als je ernaar kijkt kan je niet anders concluderen dat de portretten, die in een proces van laag over laag zijn opgebouwd, ‘af’ zijn.

 

Kijkend naar het meest recente werk, lijntekeningen van lichamen totaal overspoeld door ‘drips’ van kleur die recht van boven naar beneden lopen, en terugkijkend naar het oudere werk van de afgelopen jaren, zien we dat Barbara Wijnveld op een heel constante manier bouwt aan haar oeuvre. De fascinatie voor het proces is altijd even groot. Echter de nadruk wordt door haar steeds gelegd op een ander schilderkunstig element, waarmee ze experimenteert, dat ze uitdiept en uitwerkt. Hiermee gaat ze door tot ze het volledig beheerst en het als een onderdeel van het volgende proces kan meenemen. Eerst lag de nadruk in het werk op de lijntekening, op contouren en dubbelingen, bijna grafisch ging ze te werk. Later ging ze de effecten van kleur en gelaagdheid onderzoeken, wat leidde tot volle, zware kleurrijke doeken. Hierna bracht ze deze elementen samen, waardoor het effect al wat minder zwaar werd, en beet ze zich vast in de combinatie van verschillende thema’s en de toevoeging van decoratieve elementen. Nu lijkt ze dit alles samen te brengen in composities die zij als het ware gestript heeft van de volheid, op zoek naar de essentie. Wat lichtheid en luchtigheid tot gevolg heeft.

 

In het juryrapport van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2004 prijst de jury de wijze waarop Wijnveld de schilderkunst ‘bespeelt, zoals een musicus zijn instrument. De klanken die zij [...] voortbrengt bezingen de kracht van het medium.’ Ze speelt inderdaad met volle overgave, tast af, rekt grenzen op en schuwt het experiment niet. Bij het zien van haar werk wordt direct duidelijk: het schilderen, het proces an sich, is van groot belang.

 

De ondubbelzinnige keuze voor de figuratie en met name voor het zelfportret en in mindere mate het stilleven – eerder beeldde ze ook auto’s, stoelen of plastic spaarvarkens af – is van betekenis. Immers voor het spel dat zij wenst te spelen met het medium zou zij zich simpelweg kunnen beperken tot de pure abstractie. Maar Wijnveld schildert portretten. Inherent aan dit genre is de fascinatie die de schilder voelt voor of de relatie die de schilder heeft tot de geportretteerde. Bovendien staat in zelfportretten veelal een vorm van zelfreflectie centraal

 

Op veel van Wijnvelds schilderijen zien we een vrouw met katachtige groene ogen en rood golvend haar, zoals ook in het werk Anti Suicide Gear. Dit is het portret van de kunstenaar zelf. Haar portret staat nooit op zichzelf, maar wordt in de compositie op het doek veelal samengevoegd met een object of met een tweede portret van publiek bekende vrouwen als Madonna, Barbie, Barbarella en Janis Joplin. Ze identificeert zich niet met hen maar gaat een confrontatie met hen aan. De aanleiding hiervoor is telkens anders. Ze kunnen voortkomen uit een wens, een gemoedstoestand, een relatie, een gebrek, een herinnering die door afbeeldingen van deze figuren ‘getriggerd’ of juist geïllustreerd worden. Op die manier benadert Wijnveld zichzelf in haar portretten steeds vanuit een andere invalshoek. In de altijd Engelstalige en veelal cryptische titels verwijst zij daar ook naar. Horse (Merry Me) bijvoorbeeld kan verwijzen naar een vrolijke gemoedstoestand door drugs, maar ook – wanneer je het uitspreekt – naar de vraag 'trouw mij'. En Me Jane (Barbarella) brengt met een 'play on words' de actrice - Jane Fonda- die in de SciFi klassieker film een onderdanig en lustopwekkend wezen is, in verband met de fameuze zin uit de Tarzan reeks.

 

 

Wijnveld gelooft dat het ego niet een vaststaand gegeven is, maar is opgebouwd uit verschillende trekken, talenten et cetera en dat – in confrontatie met een ander, in een gebeurtenis of voorval of in verhouding tot een object – de bouwstenen een andere verhouding aannemen en zich steeds op een andere wijze manifesteren. Er is niet één definitie van het ‘ik’, maar honderden. En zoals het ik zich steeds anders verhoudt en manifesteert, zo bouwt Wijnveld op haar doeken haar beelden op met de schilderkunstige bouwstenen die haar ter beschikking staan. Het schilderproces is daarmee tegelijkertijd een proces van zelfreflectie geworden. En dit verklaart ook waarom Wijnveld zich tot haar eigen portret beperkt.

 

Op het doek confronteert ze zichzelf keer op keer met zichzelf. En daar is lef voor nodig. Het is niet makkelijk om het gevecht aan te gaan met je eigen demonen. En juist de bezwering van haar angsten, maakt dat het schilderen voor Wijnveld een noodzaak is. Het is haar anti suicide gear.

 

 

Wendel ten Arve

2 maart 2007

 

 

Wendel ten Arve is kunsthistorica en curator